Windhandel: Hoe men van papier goud denkt te maken en hoe daar stront van komt.

Is de drang om te speculeren dan een ongeneeslijke eigenschap van de homo sapiens? In ieder geval ontstond de speculatie in termijn-contracten eerder dan het bankpapier en wel in 1609 op de Amsterdamse beurs.

Een teleurgestelde belegger in de VOC richtte in dat jaar het eerste baisse- consortium op, dat met vereende krachten speculeerde op een koersdaling van de aandelen VOC. Binnen twintig jaar bood de Amsterdamse beurs onderdak aan een florerende handel in termijn-contracten op allerhande goederen die de verkopers doorgaans niet eens bezaten, om de eenvoudige reden dat de kopers ze niet wilden hebben.

Een onbetwist hoogtepunt was de tulpenwindhandel van 1636-'37. Deze tulipomanie nam zulke
vormen aan dat de achttiende-eeuwse Schotse journalist en massapsycholoog avant la lettre Charles Mackay er in zijn Extraordinary Popular Delusions and
the Madness of Crowds
(1841) nog een apart hoofdstuk wijdde, stomverbaasd als hij was over de 'unmerited encomia lavished upon these fragile blossoms'. De tulp was in de zeventiende eeuw een gezochte bloem, en het was onder kwekers gebruikelijk om de bollen nog voor de rooitijd in de grond te verkopen. Zodra de eerste speculanten de mogelijkheden van deze termijn-handel ontdekten,
was het hek van de dam. Binnen enkele maanden stroomden honderden mensen in herbergen in het hele land tezamen om tijdens rituele eet- en drinkgelagen grote hoeveelheden tulpenbollen en leveringscontracten te verhandelen.

Het duurde niet lang of de ontketende speculatiewoede begon het openbare leven te ontwrichten.

In Overvloed en onbehagen (1987) beschrijft Simon Schama de hallucinatoire taferelen die zich in de goed-burgerlijke Lage Landen ontsponnen, vooral toen de betalingen steeds meer in natura werden gedaan: 'Waarschijnlijk was het een boer die voor één enkele Viceroy 2500 gulden betaalde, met twee lasten tarwe en vier lasten rogge, vier vette runderen, acht varkens, een dozijn schapen, twee okshoofden wijn, vier tonnen boter, duizend pond kaas, een bed, wat kleren en een zilveren beker. Aan de top van de speculantenmarkt werden opmerkelijke transacties gesloten, die allemaal zorgvuldig notarieel bekrachtigd werden. Een Semper Augustus werd gekocht voor 4600 gulden, een koets
en een span appelschimmels (die zelf al ongeveer 2000 gulden waard waren). Grote stukken land, huizen, zilveren en gouden vaatwerk en kostbare meubels werden allemaal verhandeld bij de steeds koortsachtiger transacties.'

In 1636 sloeg de speculatie om in pure windhandel. De prijs van de contracten verdubbelde met de dag en voor de handelaren was het zaak een contract zo snel mogelijk door te verkopen: 'De omzetsnelheid werd bepaald door de vraag of de speculant dacht dat zijn contract nog zou aanslaan of dat hij zijn winst beter zo snel mogelijk kon incasseren. Dat laatste was niet altijd even eerlijk, want veel kopers deden een bod op voorwaarde dat ze later konden betalen, zodat de verkopers in wezen effecten verhandelden die ze nog niet bezaten en tegen prijzen die ze niet konden waarmaken. Niet alleen hun effecten, maar ook hun winst was ''papier in de wind''.' In februari 1637 stortte de handel ineen, daarbij geholpen door het Hof van Holland dat alle tulpentransacties met terugwerkende kracht ongeldig verklaarde. Dit besluit werd gevolgd door een langdurige opvoedkundige campagne van hogerhand, want de oligarchie was diep verontrust over de anarchistische krachten die de tulpenhandel had losgewoeld: 'Ze had het angstaanjagende schouwspel te zien gegeven van de massa's die hun kuddeinstincten volgden zonder te worden ingetoomd door de wijze hand van orde en lering.'


Toch was het weer volop raak in 1720, toen in de Republiek tientallen maatschappijen werden opgericht naar het voorbeeld van de geruchtmakende Franse Mississippi Compagnie.
De Compagnie was het geesteskind van de John Law, de zoon van een rijke goudsmid uit Edinburgh, die reeds op school een buitengewone aanleg voor wiskunde aan de dag legde, alsmede een onweerstaanbare charme. Vanwege zijn fatterige verschijning werd hij door de dames bewonderend Beau Law genoemd. Na de dood van zijn vader trok het zeventienjarige rekenwonder naar Londen en verwierf zich al gauw in de hoogste kringen een geduchte reputatie als gokker en rokkenjager. Maar na zeven vette jaren liet het geluk hem in de steek. In een duel op het pistool met een getergde concurrent in de liefde had hij, zoals Mackay laconiek opmerkt, 'the ill fortune to shoot his antagonist dead upon the spot'. Hij was gedwongen om Engeland te ontvluchten.

Na lange omzwervingen over het vasteland, waarbij hij de effectenbeurzen in de Europese hoofdsteden bestudeerde, presenteerde hij aan het Franse hof een ongehoord plan: het omzetten van de Franse overheidsschuld in aandelen op toekomstige ondernemingen in de koloniën. Lodewijk XIV had hem ongewild een grote dienst bewezen door bij zijn dood een schuld van drie miljard goudponden achter te laten - een astronomisch tekort waarover de regent, de hertog van Orléans, zich het hoofd brak.

In een gesprek ten paleize liet Law zich terloops ontvallen dat hij de Steen der Wijzen had ontdekt: 'Een manier om van papier goud te maken.'Daar had de regent wel oren naar.

Law kreeg toestemming om een staatsbank op te richten en waardevaste bankbiljetten uit te geven. Die biljetten waren al gauw meer waard dan goud en stelden Law in staat om het vervolg van zijn plan uit te werken: de oprichting van een Mississippi Compagnie die, in ruil voor de waardeloze schuldbewijzen van de Franse staat, aandelen uitgaf in toekomstige overzeese ondernemingen met een rendement van 120 procent. Hij zorgde ervoor dat de staatsbank op het juiste moment geld bijdrukte om de koers op te drijven. 'Zo werd een van de grootsts speculatiemanies uit de wereldgeschiedenis gelanceerd', schrijft Millman: 'Aristocraten verdrongen elkaar op straat voor de deuren van de bank. De koers van het Mississippi-aandeel steeg van dag tot dag. Meer dan driehonderdduizend mensen uit de provincie togen naar Parijs en de stad beleefde gouden tijden.'

Ook in Laws handen verkeerde een instrument dat bedoeld was om financiële zekerheid te scheppen, tenslotte in een zuiver speculatie-object.

De lente van 1720 bracht de onvermijdelijke, totale ineenstorting van het Mississippi-aandeel en de investeerders vluchtten massaal in het goud en zilver. De hertog trachtte het tij te keren door dronkaards te ronselen en met houwelen over de schouders door Parijs te laten marcheren - zogenaamd op weg naar de goudmijnen van New Orleans - maar het mocht niet baten. Terwijl radeloze menigten door de hoofdstad joegen en de rechters draconische straffen oplegden aan ondergeschikte ambtenaren, wist Law ternauwernood aan de wraak van de gedupeerden te ontsnappen. Hij stierf enige jaren later, in bittere armoede, aan een geslachtsziekte.
Mackay noemt Law een tragische held, die zich verkeek op de grenzenloze goedgelovigheid van zijn medemensen.

© 1994-2010

info@beurscoach.nl